Tagarchief: luieren

Kutten

‘Wat is kutten toch lekker,’ zei mijn goede vriend R. onlangs tegen me. Of eigenlijk schreef hij het, want we stonden met elkaar in verbinding via een chatprogramma omdat we samen een bedrijfspresentatie met video en audio moesten maken waarbij rechtstreekse communicatie noodzakelijk was, maar telefoneren zinloos omdat we hooguit om de tien minuten iets te zeggen hadden.

Hij zat op zijn werk en ik thuis – want ik ben eigenlijk vertaler, en dan hoef je niet elke ochtend in stropdasuniform via de file naar een baas. Vertalen kun je gewoon thuis, bijvoorbeeld in een tot kantoor omgedoopt logeerkamertje, zoals ik doe – de ultieme ivoren toren voor mensen die geen zin hebben om zich modieus te kleden, Gilles de la Tourette hebben en te vaak aan hun kont krabben, in hun neus peuteren, boeren, winden laten en vieze liedjes zingen om zich met goed fatsoen acht uur per dag of langer in het openbaar te kunnen vertonen.

‘Heb je het werkwoord niet verkeerd verbogen?’ schreef ik, met zo’n smiley erachter, want ik wist best wat hij bedoelde.

Het laat zich raden hoe de discussie verder verliep, maar hij had een punt. Kutten (en ik zou als kritische lezer niet te zwaar aan dat woord tillen, want het staat gewoon in de Grote Van Dale), zo wordt ons al sinds jaar en dag voorgehouden, is iets wat je eigenlijk niet met goed fatsoen kunt doen – al wordt het door opvoeders meestal anders genoemd. Als je je er te vaak aan bezondigt, word je al snel voor aartsluiaard versleten. Erger nog; je begint vanzelf te denken dat je maar weer eens wat nuttigs moet gaan doen. Dat is op zich geen nieuw idee, want ledigheid is al heel lang des duivels oorkussen; een Calvinistisch bedenksel dat zich in het diepst van mijn ziel heeft vastgezet omdat ik een tijdje zo’n opvoeding heb genoten. Je kunt in zo’n geval rationaliseren wat je wilt, maar wanneer je eenmaal een paar dagen hebt ‘gekut’, krijg je vanzelf het gevoel dat je je leven vergooit.

Kutten in de planning

Kutten in de planning

Neem nu dit moment, vrijdagochtend 11:25. Ik schrijf dit verhaal dat u misschien na een dag van noeste arbeid met een glimlach op uw gezicht in bed ligt te lezen. Ik ben al de hele week aan het kutten. Ik had eigenlijk al aan de volgende klus moeten beginnen – een tijdschrift met lekkere recepten waardoor je tijdens het vertalen vanuit het gutbürgerliche Duits al snel trek krijgt – en dan heb ik ook nog twee thrillers op de plank liggen. Maar nee, ik vond dat ik best wat vrije tijd had verdiend na maandenlang zo ongeveer twentyfour-seven te hebben gewerkt aan een nieuwe vertaling van I, Claudius – een roman uit 1934 van Robert Graves over de eigenaardige levensgeschiedenis van underdog en later keizer Tiberius Claudius Drusus Nero Germanicus enzovoort, enzovoort (want hij wil u niet direct met zijn complete arsenaal van titels vervelen), die ooit, en nog niet eens zo lang geleden, bij vrienden, verwanten en kennissen bekendstond als ‘Claudius de dwaas’, ‘die Claudius’, ‘Claudius de stotteraar’, ‘Clau-Clau-Claudius’ of als het meezat ‘arme oom Claudius.’

Als ik nu terugkijk op de week, voel ik me vooral schuldig. Wat heb ik eigenlijk gedaan? Een lullig jazzdeuntje gemaakt op de computer – want ik ben ook muzikant – maar ik heb de pest aan jazz en het is niet eens af. Het klinkt best grappig, en P., aan wie ik het opstuurde, vond het goed zeg. Ik ben in Den Haag geweest om bij J. foto’s en video’s van een recent optreden te halen en mogelijke verbeteringen aan mijn uit de hand gelopen website te bespreken. Maar de dvd-drive van zijn Macbook was kapot, ik kon niet op zijn netwerk, en de conclusie over de website was dat ik de boel heel eenvoudig zelf kon aanpassen. (Wel lekker gegeten, trouwens: gestoomde vis en groenten met rijst.) Tel daar nog koffie met de buren, boodschappen doen, uitslapen, tv kijken en luisteren naar internetradioshows over de mysteries van de aarde en het universum bij op, en je hebt een schoolvoorbeeld van een perfect nutteloze week.

Zoiets zou heerlijk moeten zijn, maar toch kan ik er niet echt van genieten. Misschien kan ik vandaag en morgen nog iets doen om het tij te keren, maar het zal er wel op neerkomen dat ik pas maandag weer ga werken.

Ik vraag me wel eens af waarom het blijkbaar zo belangrijk is om je hele leven nuttig bezig te zijn. Waarom zo druk doen? Waarom niet lekker de hele dag onder een boom liggen en bier drinken? Maar ja, iemand moet dat bier brouwen en de fles maken om het spul in op te slaan en de weg aanleggen om de vrachtwagen over te laten rijden die het drankje moet vervoeren en ga zo maar door. Je speelt al snel een rol in zo’n verhaal – al was het maar die van stratenmaker.

We zijn gewoon slaven, dacht ik laatst – en ik heb dat de laatste tijd zelfs publiekelijk durven uiten – de meeste mensen zien het alleen niet. We denken wel dat we vrij zijn, maar we hebben nauwelijks meer bewegingsruimte dan ratten in een kooi. Er wordt ongetwijfeld uitgebreid met ons geëxperimenteerd…