Tagarchief: sciencefiction

Spel

Spel

Spel © Rolf van Slooten

Het was tijd.

Ze was suf geworden van het niksen en vervolgens in slaap gevallen. Ze had gedroomd. Haar hele leven leek een aaneenschakeling van dromen, en ze vroeg zich wel eens af of het misschien correcter zou zijn om te zeggen dat haar hele droom een aaneenschakeling van levens leek.

Het zou aan de situatie niets veranderen.

Ze keek om zich heen – hoewel het eigenlijk geen kijken was, want alles was donker en ze had geen ogen. Wat niet wilde zeggen dat ze niet kon waarnemen. Ze nam alles waar – tot vervelens toe en tot in de verste buitenplaatsen van deze oneindige leegte die zich uitstrekte tot in de eeuwigheid.

Het was een van haar grote ergernissen – en een belangrijke motivatie om te doen wat ze deed.

Ze activeerde neurosys. Ze had het al zó vaak gedaan dat ze niet eens meer wist hoe ze het eigenlijk deed. Ze dacht het gewoon, en het gebeurde.

Rondom haar materialiseerde zich de holosfeer. Er was licht, en ze zag een lichaam. Háár lichaam. Ze genoot van de tinteling op haar huid.

Het volgende moment bevond ze zich in de grote zaal.

Ze liep naar de andere kant – wat heerlijk om benen te hebben; wat heerlijk om te kunnen voelen! – bleef even staan voor haar gebruikelijke keuze, maar aarzelde. Te simpel. Ze wilde iets anders, een nieuwe uitdaging.

Ze draaide zich om.

Verderop dreef een nevel van fonkelende stofdeeltjes. Ze ging erheen en tilde een hand op. Het stof verhief zich tot een storm die traag naderbij kroop en in kracht toenam. In gedachten twijfelde ze nog, maar haar wijsvinger – haar slanke, gevoelige wijsvinger – bewoog zich al in de richting van het micro-universum.

Ze knikte haast onmerkbaar met haar hoofd, en het schouwspel verstilde. Daar, in de bevroren nevels, tussen ontelbare stille stofjes – daar was het.

Ze streek met een vinger door de kleuren, en ze begonnen te dansen. Blauw, groen en oranje. En geel. En zwart. Ze hield van die kleuren. Het waren simpele kleuren, maar tegelijkertijd zo overweldigend…

Ze keek om zich heen.

Alles was stil en er was niemand.

Maar het was altijd stil en er was nooit iemand.

Ze was alleen. Daarom had ze dit bedacht.

Haar handen voerden gedachteloos de bewegingen uit. Ze had het al ontelbare malen gedaan en het ging automatisch.

Ze zou dit altijd blijven doen, daar was ze van overtuigd. Het was het enige dat ze had.

Haar spel.

Ze koos een bol; een blauwe, die diepte kreeg en groter werd. De andere bollen verdwenen. Er waren witte flarden mist. Groene vlekken en blauwe slierten. Rode en gele vegen en strepen. Ze snoof de lucht op en rook een geur. Het was een geur van zomer – warm en bloemrijk.

Ze liet zich meevoeren op haar emoties.

Eerst was er duisternis.

Later dacht ze een aarzelend bloedrood schijnsel gewaar te worden. En ten slotte was er een oogverblindend licht; een explosie van wit.

Ze schreeuwde het uit van angst en pijn. Ze stikte bijna. Maar toen volgde de bevrijding. Ze had geen idee van wat er gebeurde of wat dit alles betekende.

Haar geest was leeg. Ze was een onbeschreven blad, niet in staat om zelfs maar één gedachte te formuleren. Ze had alleen haar zintuigen.

Een opgewonden stem riep: ‘Het is een jongen!’

Maar ook dat klonk nog als een onbegrijpelijke aaneenschakeling van klanken.